Spiegelen
In de uiterste noordhoek van de Oostvlietpolder komt een ‘dierenvoedselbos’. Charlotte Icke-Lemmens, omwonende en initiatiefneemster van dit bijzondere bos, blikt in deze gastcolumn terug op het proces.
Fotografie: Martijn Beekman
Het motregent. Grauw is de lucht en zompig de klei. Land van Ons gaf ons ruim 200 bessenstruiken, die snel geplant moeten. Inderdaad, ze houden niet van vette klei, maar dat is wat we hebben, dus daarmee moeten ze het doen.
Ingrid, Jet en ik planten vandaag, Henny en Hans doen op andere dagen mee. Fijn groepje vrijwilligers, er is plaats voor meer. We werken aan het dierenvoedselbos Oostvliet in Leiden. Dat bos, alleen voor klein wild - niet voor mensen - ontstond in april uit een weiland.
Dat kwam zo: onder de nieuwe, nog bredere Europaweg komt een wildtunnel tussen Polderpark Cronesteyn en de Oostvlietpolder. Die polder is 1 groot weiland. Niet echt comfortabel als je net uit een ‘bossig’ park bent overgestoken door een enge tunnel. Dus zag ik ze al terugrennen, de egels, hazelwormen, padden, steenmarters: “Niks te beleven daar, alleen maar gras, een buizerd boven je hoofd, een vos verderop; mij niet gezien.”
De gemeente bezit een weiland bij die wildtunnel. Sjoukje van Heesch, landschapsarchitect van de provincie, zocht naar compensatie voor de bomen die gekapt moeten worden voor de RijnlandRoute.
Beide partijen positief, 2 jaar van overleggen, hoop en tegenvallers later: er is in principe een vergunning. Dat betekent wel dat ook de geschiedenis van deze plek meetelde, waar 2 weduwen een boomgaard en hakhoutbossage hadden. Dat er vooral een boomgaard geplant moest worden, voor de continuïteit. Dat maar de helft van het weiland gebruikt mocht worden: dan bleef er voor de buurman ook nog genoeg over. Dat dit gelukkig past in de verplichtingen van gemeente en provincie om zoveel mogelijk bomen te compenseren.
In principe dus een toezegging, en het was al ruim januari. Grote bomen moeten in de winter op hun nieuwe plek. Sapstromen liggen stil, geen blad dat energie vraagt, op de plaats rust. Romeinen van weleer gooiden roet in het eten: het weiland ligt op een archeologische vindplaats. Onderzoek nam weer tijd. Pas in maart startte het echte werk. Op 29 april moest het klaar zijn, dan zou het geduld op zijn van de buren die hun oprit langs huis en tuin lieten overnemen door de machines van de hovenier. Het regende, de kraanwagen stond tot de deuren in de klei gezakt. Maar het lukte.
Ondertussen een radio-interview in Vroege Vogels, want ik wil dat dit besmettelijk wordt; wij mensen nemen veel af, laten we ook teruggeven. Het werkt: al veel reacties uit het land.
Waterschap Rijnland subsidieerde de aanleg van de natuurvriendelijke oever. Cultuurfonds en de Gravin van Bylandt Stichting gaven gul voor materiaal om het bos te beheren. Willemijn doneerde de brochureteksten, en Vincent en Sandra de website. Wij, de vrijwilligers, werken door aan attracties voor de dieren. We maakten al een slangenkuil, graafbijenburcht, insectenhotel, keverband, takkenrillen egelhuisje. We zaaien speciale inheemse plantenmengsels, en er komen vlechthagen de polder in. Dan kunnen dieren op weg naar nog meer avontuur en soortgenoten.
Zo, de laatste bessenstruiken zijn geplant in de hete zon. Nu moeten ze regen hebben.

